Wetsvoorstel begeleiding en een uitspraak over begeleiding in de huidige Wmo

Deze blogpost is deel 3 van 15 in de serie Wetsvoorstellen

Wetsvoorstel Wmo-begeleiding
Met belangstelling heb ik afgelopen week het debat gevolgd over het wetsvoorstel tot Wijziging van de Wmo in verband met de uitbreiding van gemeentelijke taken op het terrein van de begeleiding en een gewijzigde verdeling van de bestuurlijke verantwoordelijkheid.

Het ziet er naar uit dat er in april nog een derde termijn komt voordat het wetsvoorstel in stemming wordt gebracht.
Maar liefst 25 amendementen zijn (oorspronkelijk) ingediend en als ik goed heb geteld 13 moties. De wens is voor het meireces van de Kamer te stemmen. Ik kan me verder niet aan de indruk ontrekkken dat het wetsvoorstel (toch) op 1 januari 2013 in werking zal treden. De staatssecretaris heeft de ambitie om voor het zomerreces het wetsvoorstel door zowel de Tweede als de Eerste Kamer te loodsen en ook te plaatsen in het Staatsblad.
Belangrijk voor de Kamerleden is te beschikken over het rapport van het College Bescherming Persoonsgegevens in verband met het uitwisselen van noodzakelijke gegevens. Deze uitwisseling is van belang om voor cliënten met een door de wetswijziging op of in de maanden na 1 januari 2013 aflopende aanspraak op extramurale AWBZ-begeleiding de continuïteit in de ondersteuning zoveel mogelijk te kunnen waarborgen. Zie hiervoor de Nota van Wijziging ingediend door de staatssecretaris.
Waar ik verder heel benieuwd naar ben is de vraag of de staatssecretaris het zal redden om de wettelijke keuzevrijheid uit de Wmo te laten. In dat kader wijs op het amendement van het Lid Venrooy-Van Ark.
Een volgende keer meer over het wetsvoorstel.
Bijgaand nog een aardige uitspraak over begeleiding onder de huidige Wmo.
Rechtbank Amsterdam 29-02-2012, nr. AWB 101/3109 WMO: begeleiding bij diverse activiteiten 
De rechtbank oordeelt in deze zaak over de weigering van een indicatie om begeleiding bij onder meer het doen van boodschappen, administratie, bezoek aan artsen en inname van medicatie.
Belanghebbende is bekend met Minimal Brain Disfunction met hyperkinesie en ongecontroleerde bewegingsrust (PDD-NOS met ADHD), aspecifieke migraine en een autistische stoornis. Hij woont in een beschermde woonvorm. Daarnaast werkt belanghebbende een aantal dagdelen per week op een zorgboerderij. Belanghebbende heeft een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor begeleiding individueel, begeleiding groep, verpleging en persoonlijke verzorging. Tegen de indicatiestelling heeft hij beroep ingesteld (29-02-2012, nr. AWB 11/3899).
Belanghebbende dient een aanvraag om voor hulp bij het huishouden en daarbij wordt verzocht om begeleiding bij het doen van boodschappen, administratie, contacten met zijn werkgever als ook hulpverlenende personen, bezoek aan artsen en inname van medicatie.
Het college vraagt om advies. Daaruit blijkt dat belanghebbende beperkingen ondervindt op het gebied van het huishouden. Geadviseerd wordt tot gedeeltelijke overname en stimuleren van zwaar tot licht huishoudelijk werk en overname van de organisatie van het huishouden. Het begeleiden bij boodschappen, koken en doktersbezoek zijn geen activiteiten die onder hulp bij het huishouden vallen. Voor begeleiding bij het doen van boodschappen zijn vrijwilligersorganisaties of boodschappendienst voorliggend. Voor begeleiding bij het koken zijn kant en klare maaltijden voorliggend.
Conform advies kent het college drie uur per week hulp bij het huishouden toe en handhaaft de weigering voor het overige in bezwaar. Daaraan ligt ten grondslag dat er voor hulp bij administratie voorliggende voorzieningen zijn zoals Humanitas, het Loket Zorg en Samenleving en Amsterdamse vriendendiensten. Voor de ondersteuning bij het innemen van medicatie is de AWBZ voorliggend. Begeleiden bij bezoek aan dokters valt niet onder de hulp bij het huishouden. De indicatie hulp bij het huishouden ziet ook op organisatie van het huishouden en kan belanghebbende met hulp via internet de boodschappen bestellen. Voor het begeleiden bij het doen van boodschappen zijn vrijwilligersorganisaties of boodschappendienst voorliggend. Voor het bereiden van maaltijden is volgens vaste rechtspraak de maaltijdservice voorliggend. Het college stelt dat het al dan niet toekennen van een hogere klasse bij hulp bij het huishouden de maatschappelijke participatie niet groter of kleiner maakt. Participatie aan het maatschappelijk verkeer staat los van hulp bij het huishouden.
Belanghebbende komt in beroep en voert aan dat het college zich niet kenbaar heeft vergewist of de voorliggende voorzieningen in zijn situatie geschikt en beschikbaar zijn. Daarnaast meet het college de gevraagde voorziening ten onrechte af aan hulp bij het huishouden. Belanghebbende vraagt om begeleiding, die tot 1 januari 2009 deel uit maakte van de AWBZ.
De rechtbank overweegt dat de compensatieplicht zich uitstrekt tot vier domeinen van artikel 4 lid 1 Wmo. Het college heeft – naar oordeel van de rechtbank – terecht aangenomen dat belanghebbende voor hulp bij de administratie terecht kan bij de genoemde instanties. De rechtbank ziet in hetgeen wordt aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid en beschikbaarheid van deze voorzieningen. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de moeder van belanghebbende zijn bewindvoerder is. Dit brengt mee dat de vermogensrechtelijke belangen van hem zijn beschermd.
Niet in geschil is dat maaltijdservices en boodschappendiensten voorliggende voorzieningen zijn. Ook hiervan ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid en beschikbaarheid. Het college heeft belanghebbende ook hulp bij de organisatie van het huishouden toegekend. Deze hulp kan worden ingezet vanuit huis (via internet maaltijden of boodschappen bestellen).
Met het college is de rechtbank van oordeel dat begeleiding bij het innemen van medicatie buiten de reikwijdte van de Wmo. De AWBZ is voorliggend. In het beroep tegen de indicatiestelling is ook aandacht besteed aan dit aspect.
De stelling van belanghebbende dat hij met het oog op deelname aan het maatschappelijk verkeer ook in aanmerking komt voor begeleiding op grond van de Wmo bij het doen van boodschappen, contacten met werkgevers en hulpverleners, en bezoek aan artsen, slaagt niet. Artikel 4 Wmo bepaalt op welke vier domeinen de participatieplicht van het college betrekking heeft. Gelet op het feit dat belanghebbende functioneert op het niveau van een kind van zeven tot acht jaar vermag de rechtbank niet in te zien dat de gevraagde begeleiding onder een van de vier genoemde domeinen valt te brengen, zoals bijvoorbeeld het domein ‘medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan’.
De rechtbank hecht er aan op te merken dat het voor haar buiten kijf staat dat belanghebbende behoefte heeft aan sociale contacten. Maar dat aan die behoefte invulling moet worden gegeven door begeleiding bij boodschappen, contacten met werkgevers en hulpverleners en bezoek aan artsen vermag de rechtbank niet in te zien.
De rechtbank betrekt in haar overwegingen ook dat belanghebbende beschikt over een indicatie begeleiding groep op grond van de AWBZ en werkzaam is op een zorgboerderij. Die indicatie is een integraal pakket en omvat alle vormen van zorg, zoals begeleiding bij contacten met de werkgever. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*

zeventien − een =