In 2011 schreef ik een weblog over de vraag of gemeenten leges mogen vragen voor een Wmo-indicatie. Kort gezegd: voor een aanvraag om een voorziening moet eerst een bedrag worden betaald voor de aanvraag wordt behandeld. Ik meen dat de gemeente daartoe geen bevoegdheid heeft (lees weblog). Een soortgelijke vraag doemt weer op. Mag de gemeente stellen dat de aanvrager de kosten van het medisch advies zelf moet betalen? Of dat is toegestaan is afhankelijk van de bijzondere bestuurswet die het betreft en de vraag bij wie de bewijslast (aantoonplicht) ligt voor de aanspraak.
Uitvoering gemeente
De gemeente voert verschillende bijzondere wetten uit: de Wet werk en bijstand, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Regeling Gehandicapten Parkeerkaart en de Wet inburgering. Voor deze bijzondere bestuurswetten is advisering van toepassing (verplicht voorgeschreven) of kan advisering van toepassing zijn (niet verplicht voorgeschreven) om de aanspraak te kunnen beoordelen. De Wmo en de WWB kennen geen formele adviesplicht. Wel kan het bij de Wmo zo zijn dat de gemeenteraad bij verordening de adviesplicht oplegt aan het college. De Regeling Gehandicapten Parkeerkaart en de Wet inburgering (voor een ontheffing van de inburgeringsplicht) kennen wel een adviesplicht.
Wet werk en bijstand
Voor de WWB kan het nodig zijn om advies te vragen om te kunnen beoordelen of belanghebbende uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten heeft die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen (zie CRvB 18-04-2006, AW5504 NABW voor stookkosten). Is er sprake van een uitsluitingsgrond, dan moet het college in geval van zeer dringende redenen – als bedoeld in artikel 16 lid 1 WWB toch bijstand verlenen. In voorkomende gevallen moet vast staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is (zie CRvB 26-01-2010, BL3224 WWB voor de kosten van medicinale cannabis). In de artikelen 35 en 16 WWB staat niet dat de belanghebbende met een medisch advies moet aantonen dat hij aanspraak heeft op (bijzondere) bijstand, maar wel dat het college de plicht heeft (bijzondere) bijstand te verlenen als wordt voldaan aan de voorwaarden.
Uitgangspunten
Het recht op (algemene) bijstand kent een aantal belangrijke uitgangspunten. Zo geldt dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben datgene te doen (of na te laten) om in hun eigen bestaan(skosten) te voorzien. Dit uitgangspunt is onder meer verwoord in plicht tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie zoals neergelegd in artikel 9 WWB. De arbeidsverplichting geldt van rechtswege voor elke aanvrager en ontvanger van bijstand tussen de 18 en 65 jaar. Ook kan dus medisch advies nodig zijn om te bepalen in welke mate belanghebbende in staat is tot het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, gebruik kan maken van een re-integratievoorziening of dat een gedeeltelijke ontheffing is aangewezen (zie CRvB 15-05-2012, BW6525 WWB voor de ontheffing van de arbeidsplicht).
In artikel 9 WWB staat niet dat de belanghebbende met een medisch advies moet aantonen dat hij niet in staat is tot (…), maar wel dat het college bevoegd is om ontheffing te verlenen van de verplichte arbeidsinschakeling.
Wet maatschappelijke ondersteuning
In artikel 4 Wmo is de wettelijke aanspraak op (individuele) voorzieningen geregeld; de compensatieplicht. De doelgroep van de compensatieplicht bestaat uit mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem. Het college is verplicht aan de doelgroep voorzieningen te verlenen als zij beperkingen ondervinden in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Artikel 4 lid 1 Wmo brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie de doeleinden zijn waarop het verlenen van voorzieningen door het college op moet zijn gericht. Dat is nader beschreven in vier resultaatgebieden. Artikel 4 lid 2 Wmo bepaalt dat het college bij het verlenen van voorzieningen ook rekening moet houden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Geen plicht
In artikel 4 Wmo staat niet dat de aanvrager met een medisch advies moet aantonen dat hij aanspraak heeft op een voorziening. Bij het verlenen van (individuele) voorzieningen heeft het college de plicht een wettelijk resultaat te bereiken als wordt voldaan aan de voorwaarden. Gaat het om het vaststellen van een medische kwalificatie over lichamelijke of geestelijke gebreken en de beperkingen die daaruit kunnen voortvloeien, dan moet het college om medisch advies vragen (vergelijk CRvB 02-07-2008, BD6539 Valys en zie CRvB 13-06-2012, BW8322 Wmo en Rechtbank Arnhem 15-10-2007, BB5749 WVG).
Regeling Gehandicaptenparkeerkaart
Op grond van de Regeling kan een bestuurderskaart, een passagierskaart of een instellingskaart worden verstrekt. Ik ga kort in op de bestuurderskaart. Artikel 1 lid 1 onder a Regeling GPK bepaalt de aanspraak voor de bestuurderskaart als volgt. De belanghebbende moet een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor hij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen (zie ABRS 13-10-2010, BO0220 Regeling GPK). Onder ‘van langdurige aard’ moet ten minste zes maanden worden verstaan.
Artikel 2 Regeling gehandicaptenparkeerkaart bepaalt dat in beginsel niet eerder een gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven voordat een geneeskundig onderzoek plaatsvindt met betrekking tot de handicap van de aanvrager. Een dergelijk onderzoek (advies) is daarmee verplicht voorgeschreven. Uit de Regeling blijkt echter niet dat de aanvrager om een bestuurderskaart of een passagierskaart met een medisch advies moet aantonen dat hij aanspraak heeft. Hieruit vloeit voort dat de gemeente niet bevoegd is om de kosten van een medisch advies te laten betalen door de aanvrager.
Wet inburgering
Op grond van de Wi zijn (een aantal groepen) vreemdelingen die rechtmatig verblijf hebben in Nederland inburgeringsplichtig. Artikel 6 lid 1 Wi bepaalt dat inburgeringsplichtigen in aanmerking kunnen komen voor ontheffing van de inburgeringsplicht. Daarvoor geldt de voorwaarde dat aangetoond moet worden dat zij een zodanig ernstige psychische of lichamelijke belemmering dan wel zodanige verstandelijke handicap hebben, dat zij blijvend niet in staat zijn het inburgeringsexamen af te leggen. De ontheffing kan worden verleend als redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de beperkingen zodanig zijn dat het inburgeringsexamen niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing kan worden behaald.
Artikel 2.8 Besluit inburgering bepaalt de procedureregels en de eisen die aan de adviseur worden gesteld (zie Rechtbank Alkmaar 26-01-2012, BV7977 Wi). Kan de inburgeringsplichtige het examen wel aangepast afleggen, dan moet de medisch adviseur in zijn advies aangeven onder welke bijzondere examenomstandigheden het examen kan worden gemaakt. In tegenstelling tot de andere bijzondere wetten die zijn genoemd is de gemeente wel bevoegd te stellen dat de kosten van het medisch advies door de belanghebbende zelf worden betaald. Immers, artikel 2.8 lid 1 Besluit Wi luidt:
“Bij de aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, legt de inburgeringsplichtige een advies over van een door het college aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg”.
Bijzondere bijstand kosten medisch advies
Ik ga er van uit dat de kosten van een medisch advies voor de ontheffing van de inburgeringsplicht uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten zijn. Het college heeft echter wel een beperkte beoordelingsvrijheid bij het beantwoorden van de vraag of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm of een inkomen van die hoogte (zie bijvoorbeeld CRvB 15-09-2009, BJ8150 WWB).
Als laatste nog de contra-expertise
Het kan zijn dat belanghebbende het niet eens is met de inhoud van het medisch advies dat door het college is gebruikt bij een van de genoemde bijzondere wetten. Voldoet het advies aan de daaraan gestelde eisen voor de zorgvuldige totstandkoming (art. 3:9 Awb) en kan en mag het college zich bij de besluitvorming baseren op dat advies, dan ligt het op de weg van belanghebbende dat gemotiveerd en onderbouwd te bestrijden met een contra-expertise. Komen de kosten van een contra-expertise in aanmerking voor bijzondere bijstand? Nee, deze kosten worden niet aangemerkt als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 lid 1 WWB. De wens van belanghebbende om zijn positie in een rechterlijke procedure te verbeteren betekent niet dat hij daarvoor noodzakelijkerwijs kosten moet maken (zie bijvoorbeeld CRvB 18-10-2005, AT0334 NABW en vergelijk CRvB 13-06-2006, AX9573 WWB).
Wezenlijke bijdrage
Als de inbreng van een deskundige wezenlijk bijdraagt aan de beoordeling van de zaak in bezwaar en/of (hoger) beroep, dan kan de bestuursrechter een partij veroordelen in de kosten op grond van artikel 8:75 Awb die de andere partij redelijkerwijs heeft moeten maken, waaronder de kosten van de ingeschakelde deskundige (vergelijk CRvB 12-01-2011, BP1804 Wmo). Geïnteresseerden wijs ik op een uitzondering. De kosten van een contra-expertise ter bestrijding van de resultaten van een taalanalyse, worden wel aangemerkt als noodzakelijke kosten (CRvB 16-08-2011, BR5725 WWB). Wordt in voorkomende gevallen aan de overige voorwaarden voldaan, dan komen de kosten van deze contra-expertise in aanmerking voor bijzondere bijstand.
©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies
Beste Ingeborg, Allereerst bedankt voor deze interessante opsomming. Je stelt dat het niet is toegestaan om de kosten voor een medisch advies voor een GPK in rekening te brengen bij de aanvrager. Het merendeel van de gemeenten doet dit echter wel en ook de VNG geeft op haar website aan dat dit is toegestaan. Wanneer het wel is toegestaan bij een GPK aanvraag zou dit dan ook gelden voor de andere wetgevingen zoals de Wmo? Hoe kijk jij hier tegenaan? Met vriendelijke groet, Stefan Huibers
Stefan Huibers- 19-12-2012