Onrust
Als ik zeg dat het onrustig is in Wmo-land druk ik me nog zacht uit. Er is veel te doen in de media over de Wmo. Dat varieert van de bezuinigingen op het budget voor hulp bij het huishouden in 2014 tot de vraag of de persoonlijke verzorging wel in de (nieuwe) Wmo thuishoort. Ook wordt er natuurlijk stevig gebrainstormd over het concept wetsvoorstel Wmo 2015. Deze nieuwe wet maakt een belangrijk onderdeel uit de hervormingen van de langdurige zorg.
Draagvlak nieuwe Wmo
Veel partijen laten zich kritisch uit over het concept wetsvoorstel Maatschappelijke ondersteuning 2015. Elk van hen doet dat vanuit een eigen belang en dat is goed! Denk aan de landelijke CG-Raad die een heel groot deel van doelgroep vertegenwoordigt of de VNG die op haar beurt de belangen van de gemeente vertegenwoordigd. Dit moet uiteindelijk leiden tot een wetsvoorstel dat gedragen kan worden. Dat valt nog niet mee, is wat ik constateer.
Juridische kaders Wmo 2015
Mijn belangstelling gaat vooral ook uit naar de juridische kant van de zaak, zoals je weet. Met spanning wacht ik – net als anderen overigens – op het indienen van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Naast de inhoud van de wet zie ik met belangstelling uit naar het advies van de Raad van State. Tot op vandaag kan ik uit de website niet opmaken dat een adviesaanvraag voor het wetsvoorstel aanhangig is bij dit college.
Raad voor de rechtspraak
Blij verrast was ik dan ook een deugdelijk openbaar juridisch commentaar te ontvangen. Op 4 september jl. heeft de Raad voor de rechtspraak advies uitgebracht aan Staatssecretaris Van Rijn over het concept wetsvoorstel Wmo 2015. In dat advies staan een aantal niet mis te verstane zaken. De Raad adviseert over de volgende vijf punten:
- Decentralisatie
- Maatwerkvoorzieningen
- Eigen bijdrage
- Toezicht en handhaving
- Overgangsrecht
Citaten
De brief wil ik natuurlijk niet helemaal ‘overschrijven’ in dit blog. Een aantal citaten zijn wel op zijn plaats:
Eerst melden dan aanvragen
“De Raad kan zich niet vinden in de in het wetsvoorstel opgenomen werkwijze bij de maatwerkvoorziening, waarbij de zorgzoekende eerst een melding bij het college moet doen en de uitkomsten van het op basis van die melding door het college te verrichten onderzoek moet afwachten, alvorens hij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan indienen. Deze werkwijze wijkt af van de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en leidt tot onduidelijkheid en een verminderde rechtsbescherming van de zorgzoekende.”
Problemen
“De in het wetsvoorstel opgenomen afwijking van de bestaande Awb systematiek levert de volgende problemen op:
-
Het besluitvormingsproces op basis van dit wetsvoorstel vangt niet aan met een aanvraag maar met een melding van een zorgzoekende aan het college dat hij maatschappelijke ondersteuning behoeft. De Raad vraagt zich af wat de status is van (de uitkomsten van) het onderzoek van het college, nu daaraan geen aanvraag is voorafgegaan. Het is de vraag of dit een appellabel besluit is of dat de zorgzoekende eerst een voorziening moet aanvragen alvorens een appellabel besluit te krijgen.
-
Het is mogelijk dat een college het onderzoek niet binnen zes weken afhandelt. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen blijkt dat er alleen een beroep op de bepalingen uit deze wet kan worden gedaan als er sprake is van een aanvraag. In de situatie van het onderhavige wetsvoorstel is er echter nog geen aanvraag gedaan. Het feit dat een zorgzoekende geen rechtsmiddelen kan instellen tegen een traag college, is onwenselijk en betekent feitelijk dat een zorgzoekende de mogelijkheid tot rechtsbescherming4 wordt onthouden.”
“In het wetsvoorstel is een veel verdergaande bevoegdheid tot het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner opgenomen dan thans geldt in het kader van de sociale zekerheid. De Raad is van mening dat er geen reden is om af te wijken van de huidige praktijk terzake en verzoekt het wetsvoorstel in die zin aan te passen.”
Geen genormeerde bevoegdheden
“De Raad constateert dat in wetsvoorstellen die recent aan hem ter advisering zijn voorgelegd (red. Jeugdwet en Omgevingswet) steeds meer wordt gekozen voor het vervangen van genormeerde bevoegdheden door bevoegdheden die een grote beleidsvrijheid en/of beoordelingsvrijheid voor het bevoegde bestuursorgaan inhouden. Hoewel een dergelijke gang van zaken het mogelijk maakt om maatwerk te leveren, is er ook een keerzijde. De rechtszekerheid voor een burger komt onder druk te staan, omdat de voorzieningen waar hij aanspraak op wenst te maken steeds minder genormeerd zijn. Dit leidt ertoe dat het voor een burger niet inzichtelijk is waar hij aanspraak op kan maken.”
“Het feit dat gemeenteraden een grote beleidsvrijheid hebben bij de exacte inrichting van hun verordening, leidt ertoe dat er (grote) verschillen zullen ontstaan tussen de verschillende gemeenten. Hierdoor kan in de ene gemeente een voorziening wordt toegewezen terwijl deze voorziening in een andere gemeente in een soortgelijk geval wordt afgewezen. De Raad wijst er op dat een dergelijk versnipperd beleid binnen Nederland zal leiden tot rechtsonzekerheid van burgers en naar verwachting tot een toename van de procesbereidheid.”
Het behoeft geen toelichting dat het wetsvoorstel – zoals de Raad zelf ook zegt – zijn weerslag zal hebben op het rechterlijk apparaat.
Ik verwacht dan ook dat de Raad van State soortgelijk kritische opmerkingen maakt.
Gezien de brief heeft de Raad wel wat geleerd van de invoering van de Wmo. Op diverse plaatsen verzoeken zij om duidelijkheid te verschaffen in de toelichting. Gelukkig! Daarnaast heb ik me vanaf het begin van ‘de kanteling’ al afgevraagd wat de juridische status is van de nieuwe ‘melding’. Dit wordt ook in deze brief ter discussie gesteld. Hopelijk komt er snel meer duidelijkheid!
Rosalinde- 13-09-2013
Melding en/of aanvraag; het blijft voor de burger belangrijk om te weten wat zijn handtekening ‘waard’ is.
Hanneke van Bemmel- 15-09-2013
Pingback: Looptijd nieuwe indicatie HBH | Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies