Bestaat toeval? Ongeveer een week voor de carnaval doet de Rechtbank Limburg een uitspraak over een toegepaste maatregel en de vorm waarin het college de bijstand verleend. Het betrof een mogelijke carnavalsprins (RBLIM:2015:1067).
Waar ging het om?
Het college kent met ingang van 7 november 2013 een bijstandsuitkering toe aan belanghebbende. Aanleiding van de aanvraag is een niet verwijtbare beëindiging van werk (0-urencontract). Over een periode van vijf maanden verstrekt het college de bijstand in de vorm van een geldlening. Daarnaast legt het college een maatregel op van 20% van de voor hem geldende bijstandsnorm over een periode van vijf maanden. Daaraan ligt ten grondslag dat belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt verweten.
Bijstandbehoevende omstandigheden
Volgens vaste rechtspraak (CRVB:2011:BP1399) is het bijstandsverlenend orgaan in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand ook bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie en de besteding van middelen in de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd. Daarvoor geldt in het algemeen drie maanden, zie bijvoorbeeld CRVB:2009:BI9302.
Vermogen
Belanghebbende heeft op 1 november 2013 een bedrag van € 6.000 van zijn spaarrekening overgeboekt naar zijn betaalrekening en dit bedrag vervolgens weer heeft overgeboekt naar de rekening van de carnavalsvereniging. Door deze transactie zakte zijn vermogen onder de voor hem geldende vermogensgrens van € 5.795. Zonder deze betaling zou hij, volgens het college, over een vermogen beschikken van € 10.076,47; er is sprake van onverantwoord interen op vermogen.1
In deze zaak speelt de vraag op welk moment het vermogen van belanghebbende is verminderd met € 6.000. Is dat op de datum van de overboeking of op de datum waarop de verplichting tot betaling is ontstaan?2 De vervolgvraag is in elk geval of dat als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan worden aangemerkt.
Overeenkomst
Belanghebbende sluit op 25 juli 2013 een overeenkomst tot betaling van de € 6.000. Volgens hem was er geen clausule opgenomen waarvan hij na ondertekening van het contract nog onder de betaling uit zou kunnen komen. In november 2013 waren al zoveel kosten gemaakt ter voorbereiding van het prinsschap dat belanghebbende niet zonder het bedrag van € 6.000, althans het grootste deel daarvan verschuldigd te blijven, de overeenkomst ongedaan had kunnen maken.
In de uitspraak wordt niet nader ingegaan op de (on)mogelijkheid tot ontbinden van de overeenkomst. De Rechtbank volgt belanghebbende in zijn standpunt dat zijn vermogen al op 25 juli 2013 met € 6.000 is verminderd en niet op 1 november 2013 toen dat bedrag is overgemaakt. Ter zitting erkent het college dit eveneens.
Onvoorziene werkloosheid
Had belanghebbende bij het sluiten van een overeenkomst met de carnavalsvereniging in juli redelijkerwijs kunnen weten dat hij in november werkloos zou zijn? Belanghebbende stelt dat op 25 juli 2013 nog niet was te voorzien dat hij zijn baan zou kwijt raken. De enige reden waarom hij zijn baan is verloren is omdat de eigenaar zich, om voor hem op 25 juli 2013 nog volstrekt onkenbare persoonlijke omstandigheden, gedwongen voelde om zijn zaak te sluiten. De Rechtbank acht dit aannemelijk en volgt de belanghebbende in zijn standpunt.
Is het voor iemand met een enigszins onzekere bron van inkomsten3 onverantwoord om een dergelijke overeenkomst te sluiten? De Rechtbank oordeelt van niet. In de lokale sociaal-culturele verhoudingen is het aangaan van een dergelijke verplichting, ook voor iemand met een 0-urencontract, als gebruikelijk te beschouwen en brengt (in dit geval) geen excessieve financiële verplichting met zich mee. Het is volgens de Rechtbank niet als onverantwoord te beschouwen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank herroept het primaire besluit voor zover daarbij bijstand in de vorm van een geldlening is toegekend en een maatregel is opgelegd.
©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies
zie voor de berekening de uitspraak ↩
hoewel niet in geschil heeft dat dan ook betrekking op de vraag over welke periode, drie maanden of meer, een belanghebbende verplicht is zijn financiele gegevens te overleggen ↩
0-urencontract ↩