ECLI:NL:CRVB:2015:1654
Verschenen in USZ 2015/262 (Sdu uitspraken sociale zekerheid), aflevering 10
Inhoudsindicatie
Voor kosten beheer persoonsgebonden budget door bewindvoerder zijn de AWBZ en de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) niet aan te merken als een voorliggende voorziening. Kosten beheer persoonsgebonden budget zijn geen noodzakelijke kosten a.b.i. art. 35, eerste lid, WWB, omdat betrokkene ook had kunnen kiezen voor zorg in natura.
Noot I.M. Lunenburg
1. De CRvB krijgt een interessant geschil voorgeschoteld met een door het college ingesteld hoger beroep. Het gaat om een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van beheer van een persoonsgebonden budget (pgb). Een paar feiten vooraf. De belanghebbende in kwestie is door de kantonrechter onder bewind gesteld. Voor de kosten van de bewindvoering verleent het college – volgens vaste jurisprudentie – bijzondere bijstand (onder andere CRvB 9 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO4439, «USZ» 2010/6). Daarnaast heeft belanghebbende een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Hij verzilvert de zorg in de vorm van een pgb. Aan het beheer van een pgb kunnen kosten verbonden zijn. Dat is het geval in de onderhavige zaak nu dat beheer (ook) wordt gedaan door de betreffende bewindvoerder.
2. Een verschil? In de uitspraak gebruikt de CRvB consequent de term ‘kosten van bewindvoering’, waaronder ook pgb-beheerskosten (kunnen) vallen. De taken die aan bewindvoering verbonden kunnen zijn, verschillen vanzelfsprekend. De kosten die verband houden met het pgb-beheer bestaan bijvoorbeeld uit het zoeken en vinden van aanbieders voor de te verlenen zorg en het opstellen, wijzigen of ontbinden van overeenkomsten dienaangaande (zie r.o. 1.2 voor meer voorbeelden). Tot 1 januari 2015 golden voor de beloning van de bewindvoerder richtlijnen/aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK). Ook daarin werd onderscheid gemaakt tussen de verschillende taken. Voor beheerskosten pgb kon een vergoeding voor 7,5 uur per jaar worden gedeclareerd. Sinds 1 januari 2015 geldt een wettelijk regime: de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (Stcrt. 2014, 32149). Voor het beheren van een pgb kan de kantonrechter een beloning van € 487,50 per jaar toekennen. Daarbij merk ik nog op dat sinds 1 januari 2015 niet de budgethouder maar de SVB de betalingen aan de aanbieder van de zorg verricht (art. 3.3.3 lid 7 Wet langdurige zorg).
De vraag is of het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering voor het pgb-beheer – met het oog op de hiervoor genoemde uitspraak – mag afwijzen.
3. Het college wijst de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van beheer van het pgb af en handhaaft dat besluit in een beslissing op bezwaar. Daaraan ligt ten grondslag dat de AWBZ en de daarop gebaseerde Regeling subsidies AWBZ (Rsa) – volgens het college – zijn aan te merken als voorliggende voorziening als bedoeld in art. 15 lid 1 WWB (ongewijzigd in de sinds 1 januari 2015 geldende Participatiewet). Het college motiveert dat als volgt. De kosten voor het beheer kunnen – in ieder geval gedeeltelijk – uit het pgb worden betaald omdat een deel daarvan verantwoordingsvrij is. En voor zover dat niet het geval is behoren de kosten (lees: ook een deel van de kosten) als niet noodzakelijk te worden aangemerkt als bedoeld in art. 15 lid 1 tweede volzin WWB. Er bestaat geen bevoegdheid om bijzondere bijstand te verlenen, aldus het college. Daar gaan de handen niet voor op elkaar. Sterker nog, de rechtbank voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat aan belanghebbende de gevraagde bijzondere bijstand wordt toegekend.
4. In acht rechtsoverwegingen doet de CRvB stapsgewijs uit de doeken dat de AWBZ en de daarop gebaseerde Rsa naar hun aard en doel toch echt niet als voorliggende voorziening kunnen worden aangemerkt als bedoeld in art. 5 lid 1 onder f (oud) en art. 15 lid 1 WWB. De rechtbank kwam overigens tot eenzelfde oordeel. Kort gezegd komt het hier op neer. Het voeren van bewind over goederen is niet aan te merken als zorg of begeleiding in de zin van de AWBZ (zie ook Hof Leeuwarden 12 april 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ2772). Maar daarmee is de kous nog niet af.
5. Staan er geen algemene voorwaarden (art. 11 tot en met 16 WWB) in de weg aan bijstandsverlening, dan moet het college een aanvraag om bijzondere bijstand beoordelen op grond van art. 35 WWB (CRvB 2 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3221, «USZ» 2014/379, m.nt. I.M. Lunenburg). Zoals gezegd liep het voor belanghebbende bij de rechtbank goed af. Met die uitkomst kon het college zich echter niet verenigen en stelde daarom hoger beroep in. In tegenstelling tot de rechtbank komt de CRvB op dit punt tot een ander oordeel. Volgens de CRvB maakt belanghebbende niet aannemelijk dat hij is aangewezen op de leveringsvorm pgb; in natura kan namelijk ook. Feit is dat de wetgever uitdrukkelijk heeft beoogd om de verzekerde aan wie een AWBZ-indicatie is verleend de vrije keuze te laten tussen twee leveringsvormen: natura of pgb. Dit principe is sinds 1 januari 2015 in de Wet langdurige zorg (de rechtsopvolger van de AWBZ) niet gewijzigd.
6. Deze ‘keuzevrijheid’ brengt in de onderhavige zaak kosten met zich mee omdat belanghebbende onder bewind staat. De gevolgen daarvan behoren volgens de CRvB niet op de bijstand te worden afgewenteld maar komen voor eigen rekening. De kosten van bewindvoering die verband houden met het beheer van een pgb zijn feitelijk te vermijden door voor zorg in natura te kiezen. Het oordeel van de CRvB is een juiste benadering van de gebonden bevoegdheid van het college bij de uitvoering van art. 35 WWB: alleen noodzakelijke kosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. Het college heeft de aanvraag weliswaar terecht afgewezen maar volgens de CRvB niet op de juiste gronden. Dat wordt opgelost: de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit worden door de CRvB in stand gelaten.
7. Tot slot. Zou een belanghebbende überhaupt alleen aangewezen kunnen zijn op een pgb? Is dat het geval, dan zijn de hier bedoelde pgb-beheerskosten niet vermijdbaar. Zijn de kosten dan wél noodzakelijk in de zin van art. 35 lid 1 WWB? Uit het alleen aangewezen zijn op een pgb volgt dat er geen zorg in natura mogelijk is (zie r.o. 4.4 in CRvB 18 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1490, «USZ» 2014/208). Zouden de kosten die dat in zo’n geval met zich meebrengt niet aangemerkt moeten worden als zorg?
Pingback: Centrale Raad: bijzondere bijstand voor dierenartskosten? – Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies
Pingback: Annotatie USZ: hoogte noodzakelijke kosten eigen bijdrage rechtsbijstand – Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies
Pingback: Te weinig budget voor verlenen bijzondere bijstand? – Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies