De Raad doet een uitspraak over de vraag of het college de aanvraag terecht afwijst op de grond dat belanghebbende ondubbelzinnig niet wil voldoen aan de verplichting rondom arbeidsinschakeling (CRVB:2016:485). Het gaat om toepassing van de bepaling art. 13 lid 2 aanhef en onder d WWB. In een eerder blog kwam een andere uitspraak van de Raad aan bod over toepassing van diezelfde bepaling.
Waar gaat het over
Belanghebbende (geboren in 1988) ontving in de periode van 1 januari 2012 tot 1 oktober 2013 een WWB-uitkering. Gedurende deze periode zijn diverse maatregelen opgelegd, omdat hij zich niet aan de verplichtingen hield als bedoeld in art. 9 lid 1 WWB. Uiteindelijk besluit het college de bijstand met toepassing van art.13 lid 2 aanhef en onder d WWB met ingang van 1 oktober 2013 in te trekken.1 Dit op de grond dat belanghebbende de afspraken uit zijn plan van aanpak onvoldoende is nagekomen. Daaruit blijkt volgens het college dat hij de verplichtingen die aan de bijstand zijn verbonden niet wil nakomen. Het college handhaaft dat besluit in een beslissing op bezwaar. Belanghebbende heeft tegen dat besluit geen beroep ingesteld.
Melding
Op 26 februari 2014 meldt belanghebbende zich voor het indienen van een nieuwe aanvraag om bijstand. Omdat hij op dat moment jonger was dan 27 jaar geldt voor hem een zoekperiode van vier weken (zoekperiode). Het college meldt belanghebbende in deze zoekperiode in het kader van zijn inspanningsverplichtingen met ingang van 12 maart 2014 aan voor een traject bij ‘De Vinkenbrug’.
Reportage van de Vinkenbrug
In de ‘Kwartaalrapportage Vinkenbrug’ staat het volgende vermeld over het verloop van het traject:
- “Klant is op zijn uitnodiging van 12 maart ‘14 niet verschenen. Klant heeft gebeld en medegedeeld dat hij wegens een bezoek van een loodgieter die tussen 10.00 en 14.00 uur plaats zou vinden, niet kon komen! Klant heeft hier als bewijs een gescheurd papiertje met een telefoonnummer aan ons gegeven.
- Ma. 31 maart is klant weer op het werk, maar geeft direct al aan de volgende dag niet te kunnen komen i.v.m. afspraken bij psycholoog en een nieuw rijbewijs moet regelen. Aangezien hij aangaf dat de afspraak bij de psycholoog om 13.00 uur was, heb ik hem toestemming verleent vanaf 12.00 uur. Klant gaf aan, het daar niet mee eens te zijn en de volgende dag niet te verschijnen.
- Di. Klant is niet op het werk verschenen […].
- Wo 2 april. Heeft klant zich met vage klachten ziek gemeld bij (…).
- Do 3 april huisbezoek door [naam 1 en naam 2]. Klant gaf aan verkouden te zijn en zich niet lekker te voelen. V.w.b. verzuim dinsdag 1 april, gaf klant aan, dat hij maandag 7 april de bewijzen zou mee nemen, van bezoek psycholoog, rijbewijs halen en sollicitatie.
- Ma. 7 april. meld hij zich wederom met vage ziekte klachten af en geeft aan, dat hij dinsdag
- 8 april om ongeveer !! 10.00 uur een afspraak bij de dokter heeft.
- Er hebben in totaal 6 huisbezoeken plaats gevonden en hij was iedere keer thuis. Zijn ziekte beeld varieerde van blaar op zijn teen tot misselijkheid, verkoudheid en psychische klachten. Hij heeft geen enkele keer een bewijsje van de dokter kunnen overleggen.”
Nieuwe aanvraag
Belanghebbende dient op 9 april 2014 de aanvraag om bijstand in. Het college wijst de aanvraag af en handhaaft dat besluit in een beslissing op bezwaar. Daaraan ligt ten grondslag dat ondubbelzinnig is gebleken dat belanghebbende de verplichtingen als bedoeld in art. 9 lid 1 WWB niet heeft willen nakomen. In dit verband acht het college van belang dat aan belanghebbende in de periode 1 januari 2012 tot 1 oktober 2013 diverse maatregelen zijn opgelegd vanwege het niet voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in art. 9 lid 1 WWB en dat vervolgens de bijstand per 1 oktober 2013 is ingetrokken met toepassing van art. 13 lid 2 aanhef en onder d WWB. Verder acht het college van belang dat uit de in kwartaalrapportage van de Vinkebrug blijkt dat belanghebbende tot tweemaal toe laat weten te zijn verhinderd wegens externe afspraken en zich daarnaast diverse keren heeft afgemeld met vage ziekteklachten. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. Hij komt in hoger beroep.
Het oordeel van de Raad
De te beoordelen periode loopt van 26 februari 2014 tot en met 11 april 2014. Ingevolge art. 13 lid 2 aanhef en onder d WWB heeft geen recht op algemene bijstand degene die jonger is dan 27 jaar en uit wiens houding en gedragingen ondubbelzinnig blijkt dat hij de verplichtingen, bedoeld in art. 9 lid 1, of art. 55 WWB niet wil nakomen. De volgende vraag houdt partijen verdeeld. Blijkt uit de houding en het gedrag van belanghebbende ondubbelzinnig dat hij de in art. 9 lid 1 WWB opgenomen verplichtingen niet wilde nakomen. Volgens de Raad moet die vraag in het hier voorliggende geval ontkennend worden beantwoord.
Eerdere gedragingen spelen geen rol
Allereerst moet in ogenschouw worden genomen dat, anders dan het college heeft betoogd, de houding en gedragingen van belanghebbende in de (afgesloten) periode van 1 januari 2012 tot 1 oktober 2013 geen rol kunnen spelen bij de toepassing van art. 13 lid 2 aanhef en onder d WWB in het kader van de nieuwe aanvraag om bijstand. Het gaat slechts om de houding en het gedrag van hem vanaf de datum waarop hij zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, dus vanaf 26 februari 2014. In dit geval gaat het in het bijzonder om zijn houding en gedrag tijdens het traject bij ‘De Vinkenbrug’. Uit art. 9 lid 1 WWB volgt immers dat de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd vanaf de dag van melding gehouden is om te voldoen aan de in die bepaling nader genoemde verplichtingen.
Aantonen
Anders dan het college stelt, volgt uit de kwartaalrapportage, niet dat belanghebbende zich op zodanige wijze heeft gedragen dat hieruit ondubbelzinnig blijkt dat hij de verplichtingen, bedoeld in art. 9 lid 1 WWB, niet heeft willen nakomen. Uit zijn houding kan zulks evenmin worden afgeleid. Hij stelt het college telkenmale in kennis van de reden van zijn afwezigheid en daarbij niet uitdrukkelijk te kennen gegeven geen medewerking te willen verlenen aan het traject bij ‘De Vinkenbrug’. Hij heeft het traject grotendeels vanwege de door hem gepresenteerde medische klachten niet gevolgd. Als het college al twijfel had over de ernst van deze klachten, dan lag het op diens de weg om daarnaar onderzoek te laten doen. Nu het college dat heeft nagelaten, kan niet worden vastgesteld dat belanghebbende zich ten onrechte ziek had gemeld. Al om die reden is op basis van genoemde kwartaalrapportage evenmin de conclusie gerechtvaardigd dat hij de in art. 9 lid 1 WWB opgenomen verplichtingen niet heeft willen nakomen.
Gegrond beroep en vernietiging besluit
Hieruit volgt dat het college in dit geval ten onrechte toepassing heeft gegeven aan art. 13 lid 1 aanhef en onder d WWB. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de wet.
Rechtsgevolgen niet in stand
Vervolgens moet worden bezien welk vervolg hieraan moet worden gegeven. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen in dit geval niet in stand worden gelaten en de Raad beschikt over onvoldoende gegevens om zelf in de zaak te voorzien. Toepassing van een zogeheten bestuurlijke lus acht de Raad niet aangewezen, aangezien het college nog niet inhoudelijk op de aanvraag heeft beslist. De Raad geeft het college daarom opdracht om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 11 april 2014 en wel binnen een termijn van zes weken.
©Ingeborg Lunenburg opleiding + advies
ik ga er van uit dat de bijstand vanaf die periode niet meer is betaald ↩
Pingback: Best gelezen en Series – Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies