CRVB:2016:595: eigen bijdrage kosten rechtsbijstand, verlaging bij gebruikmaking van rechtshulp door het Juridisch Loket
Verschenen in USZ 2016/4 (Sdu uitspraken sociale zekerheid)
Inhoudsindicatie
Afwijzing bijzondere bijstand kosten eigen bijdrage rechtsbijstand. Vermindering noodzakelijke kosten in verband met het kunnen vergen om zich te wenden tot het juridisch loket. Geen beroep op dringende redenen.
Noot I.M. Lunenburg
1. De CRvB doet een uitspraak waar ik naar uit heb gezien omdat gemeenten hier in de praktijk verschillend mee omgaan. Het gaat over de hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand. Op het eerste oog niet zo spannend misschien omdat er gelet op de vaste rechtspraak – in principe – aanspraak op bijzondere bijstand bestaat voor deze kosten (CRvB 31 oktober 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AZ1426, <<USZ>> 2007/4, CRvB 26 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3215, <<USZ>> 2013/119 en CRvB 27 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3735).
2. Het gaat in de onderhavige zaak om de vraag of het college de hoogte van de bijzondere bijstand lager mag vaststellen dan de kosten van de eigen bijdrage die appellant daadwerkelijk is verschuldigd. Het college meent van wel omdat alleen bijzondere bijstand wordt verleend voor noodzakelijke kosten in de zin van art. 35 lid 1 WWB (ongewijzigd gebleven in de Participatiewet, PW).
3. Het geschil komt voort uit een in 2011 geïntroduceerde maatregel om het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand meer beheersbaar te maken (Stb. 2011, 322). Het gaat om het per 1 juli 2011 ingevoerde model van ‘diagnose en triage’. Bij gebruikmaking daarvan wordt de eigen bijdrage verlaagd met € 53 [bedrag 2016] als de rechtzoekende alvorens een toevoeging aan te vragen:
- gebruik maakt van rechtshulp als bedoeld in art. 1 lid 1 Wet op de rechtsbijstand door bijv. het Juridisch Loket; en
- in het kader daarvan een diagnosedocument is opgesteld; en
- aan de rechtzoekende ter beschikking is gesteld.
Zo’n diagnosedocument bevat een analyse van het juridisch probleem dat is voorgelegd en een (juridisch) advies over dat probleem. Er is dus geen sprake van vertegenwoordiging van de rechtzoekende waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd, maar in het document kan wel een verwijzing zijn opgenomen van de rechtzoekende naar een rechtsbijstandverlener.
4. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de hiervoor bedoelde rechtshulp van het Juridisch Loket en krijgt daarom de ‘hoge’ eigen bijdrage opgelegd. Hij voert als reden aan dat in het verleden zijn moeder de toevoegingsaanvragen indiende omdat hij minderjarig was. Omdat hij als meerderjarige nog steeds over dezelfde kwestie procedeert wil hij graag gebruik maken van dezelfde advocaat. Het college stelt zich op het standpunt dat appellant de verlaging op de eigen bijdrage had kunnen krijgen en heeft de noodzakelijke kosten worden daarom lager vastgesteld.
5. Zoals gezegd gaan gemeenten hier verschillend mee om. Dat zit hem in de grondslag van het besluit op de aanvraag. Er zijn gemeenten die de aanvragen beoordelen zoals ook de gemeente in deze zaak dat heeft gedaan. Andere gemeenten stellen dat er in zo’n situatie sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in art. 18 lid 2 WWB (thans PW). De bijzondere bijstand wordt dan tot 100% verlaagd, bij wijze van maatregel conform de afstemmingsverordening, voor het deel van de ‘gemiste’ verlaging op de eigen bijdrage. De uitkomst voor aanvragers is hoe dan ook wel gelijk.
6. Bij de introductie van de beheersmaatregel heeft de wetgever het belang van een goede toegang tot het recht niet uit het oog verloren. In de laagste inkomenscategorie is de eigen bijdrage nog steeds slechts een fractie van de kosten van rechtsbijstand. Dit belang gaat echter niet zo ver dat van rechtzoekenden geen enkele afweging bij het verkrijgen van rechtsbijstand mag worden gevraagd. Beoogd is om hen te prikkelen een afweging te maken tussen enerzijds hun belang dat gediend wordt met een zaak en anderzijds de kosten die met de zaak zijn gemoeid. Daarbij past, volgens de wetgever, ook enige terughoudendheid bij het honoreren van een beroep op de bijzondere bijstand.
7. Is een uitzondering mogelijk? Ja, in gevallen waarin geboden spoed of persoonlijke omstandigheden in de weg staan aan het eerst gebruik maken van de voorzieningen van het Juridisch Loket. Daarvoor is een hardheidsclausule opgenomen en wordt in voorkomende gevallen toch de verlaging op de eigen bijdrage toegepast (art. 2 lid 8 Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, Bebr). Blijkens de toelichting (Stb. 2011, 322) kan het gaan om de volgende situaties. Denk aan het feitelijk niet in staat zijn gebruik te maken van het Juridisch Loket omdat de rechtzoekende bijv. op zodanig tijdstip wordt gedagvaard in het kader van een voorlopige voorziening. Of de persoonlijke omstandigheid dat de rechtzoekende bijv. aan bed gekluisterd is. Geen verlaging op de eigen bijdrage wordt gegeven wanneer de rechtzoekende door eigen nalatigheid een situatie tot stand heeft gebracht dat een gang naar het Juridisch Loket en het opstellen van een diagnosedocument feitelijk niet meer mogelijk is. Ook het op voorhand zelf concluderen dat verwijzing naar een advocaat zal zijn aangewezen, is geen reden voor de verlaging.
8. In de onderhavige zaak is niet in geschil dat de eigen bijdrage zou zijn verlaagd als appellant zich eerst tot het Juridisch Loket had gewend. De CRvB oordeelt dat dit van appellant gevergd kon worden. De omstandigheid waarom hij dat niet heeft gedaan treft geen doel. Je zou kunnen zeggen dat de aangevoerde omstandigheid (als genoemd onder punt 4) ook geen reden is om onder toepassing van hardheidsclausule toch de verlaging op de eigen bijdrage toe te passen. Ik vraag me dan ook af of het college dergelijke omstandigheden wel moet beoordelen gelet op de gebonden bevoegdheid van art. 35 lid 1 (noodzaak van de kosten en de bijzondere omstandigheden). Of zou het oordeel van het college – mede getuige de toelichting op de beheersmaatregel – als volgt kunnen luiden. Bij de vaststelling van de noodzakelijke kosten van de eigen bijdrage in geval van een toevoeging mag het college uitgaan van de verlaging. Immers, voor bijzondere gevallen voorziet de Bebr in een hardheidsclausule. De keuze van de rechtszoekende om geen gebruik te maken van de voorzieningen van het Juridisch Loket zonder zich daarbij met succes te kunnen beroepen op de hardheidsclausule, maken daarom dat de hogere kosten die dat met zich meebrengt niet noodzakelijk zijn in de zin van art. 35 lid 1 (vergelijk CRvB 28 december 2010 ECLI:NL:CRVB:2010:BP0229 en CRvB 21 mei 2015 ECLI:NL:CRVB:2015:1654 <<USZ>> 2015/262 m.nt. I.M. Lunenburg).
9. Tot slot. Er was appellant veel aan gelegen om gelijk te krijgen. De gemeente in kwestie maakt namelijk gebruik van de bevoegdheid om de (gemaximeerde) drempel als bedoeld in art. 35 lid 2 WWB toe te passen (ongewijzigd gebleven in de PW). De kosten van de verschuldigde eigen bijdrage, onder aftrek van de gemiste verlaging, zijn in dit geval lager dan die drempel (zie ook ECLI:NL:CRVB:2015:3735). Het college heeft de aanvraag – volgens de CRvB – dan ook terecht op die grond afgewezen.
I.M. Lunenburg
Zelfstandig opleider, auteur en adviseur sociale zekerheid te Arnhem
Pingback: Annotatie USZ: Beleidsvoorschriften Werk en Inkomen buitenwettelijk begunstigend beleid? – Ingeborg Lunenburg Opleiding + Advies